De huurder mag alleen kleine dingen aan het gehuurde veranderen. De wet gaat er van uit dat grote ingrepen alleen met toestemming van de verhuurder mogelijk zijn.
Dit is geregeld in artikel 7: 215 BW.

De huurder is slechts bevoegd om wijzigingen aan te brengen die zonder of tegen weinig kosten ongedaan gemaakt kunnen worden . Bijvoorbeeld gaatjes in de muur boren. Dat soort dingen.
Als het om grotere ingrepen gaat en de verhuurder weigert toestemming te geven dan kan de huurder naar de rechter stappen. De huurder vordert dan een machtiging van de kantonrechter. Dat is toestemming van de rechter om het gehuurde te verbouwen.

Zwaarwegende bezwaren van de verhuurder kunnen zijn:

  • De verbouwing die de huurder wil, moet noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van het gehuurde. De verandering moet een economisch voordeel opleveren. Dit wordt ook getoetst door de rechter;
  • De verbouwing tast de structuur van het gebouw aan;
  • Het gebouw is minder goed verhuurbaar;
  • Er treedt een waardevermindering van het gebouw op die niet ongedaan kan worden gemaakt;
  • De bouwmaterialen zijn onveilig of van onvoldoende kwaliteit;

De verhuurder en de kantonrechter kunnen voorwaarden stellen aan de toestemming zoals:

  • Uitsluiting van aansprakelijkheid van verhuurder voor gebreken aan de verbouwing;
  • Afspraken over voorkoming van overlast
  • Een extra waarborgsom

Bij winkelruimte is verhoging van de huurprijs vanwege de verbouwingen die de huurder heeft uitgevoerd niet mogelijk. Dit is geregeld in artikel 7:303 lid 3 BW. In andere gevallen is verhoging van de huurprijs naar aanleiding van de verbouwing door de huurder in principe wel mogelijk.